Expert
Wie - wat - wanneer?
Op 21 mei 2024 heb ik een afspraak met Dries Cautereels, leerlingenbegeleider op de campus Amerikalei van het Sint-Lievenscollege in Antwerpen. Collega Sylvie Kuijpers, eveneens leerlingenbegeleider, sluit aan voor het gesprek.
Het gesprek vormt voor mij het eindpunt van mijn actieonderzoek. Ik gebruik het dus niet als input voor de praktische uitwerking van mijn actieonderzoek. Toch vind ik het relevant om het hier op te nemen als bron omdat het gesprek wel belangrijke inzichten geeft in het thema. We bespreken de theoretische vaststellingen uit andere bronnen, maar steeds vanuit de praktijk op onze school.
Dries en Sylvie geven vervolgens hun mening over dit onderzoek. Is het relevant? Wat verwachten zij dat het resultaat zal zijn? Wat kan anders? Wat hierna? Je vindt er meer over bij Uitvoering en Reflectie.
Samenvatting
De overgang van de basisschool naar het secundair onderwijs is voor leerlingen een grote stap. Ze krijgen plots voor elk vak een andere leerkracht, ze moeten regelmatig van lokaal veranderen en zijn ineens zelf verantwoordelijk om het juiste materiaal bij te hebben. Op het Sint-Lievenscollege komt daarbovenop ook nog het flexleren. Van leerlingen wordt een grote zelfstandigheid verwacht. Dit kan, zeker de eerste weken, niet zonder een degelijke en strakke begeleiding door de (flex)leerkrachten. De leerkrachten moeten de grote berg overzichtelijk maken en de leerlingen sturen in hun aanpak.
De flexleerkrachten introduceren de weekplanning bij de leerlingen. Op die planning staat duidelijk vermeld wat er die week verwacht wordt, welke oefeningen gemaakt moeten worden, welke taken, of dit een zelfstandige taak is of een taak waar met meerdere personen aan gewerkt mag worden, waar eventueel extra informatie bekeken kan worden. Voor de grote meerderheid van de leerlingen is dit de aanvangsbegeleiding om hen op weg te zetten naar zelfstandig werk. Er is ook een differentiatievak waar leren leren aan bod komt. Vooral leerlingen die onzeker zijn kiezen voor dit vak of het wordt tijdens de intake-gesprekken aangeraden op basis van de rapporten van de lagere school. In de loop van het schooljaar kunnen leerlingen het advies krijgen om dit differentiatievak te volgen op basis van informatie die op de klassenraden besproken wordt.
De leercoaches volgen tijdens gesprekken met hun leercoachkinderen het studeergedrag verder op. Ook zij kunnen een leerling aanraden extra ondersteuning te zoeken bij de leerlingenbegeleiding.
Zowel Dries als Sylvie onderstrepen het belang van de leerkracht om het zelfregulerend gedrag van leerlingen te stimuleren. Ze zien groeikansen in bijvoorbeeld het concreet benoemen van studietips. "Hoe kan je deze leerstof best instuderen?" Zeker in de beginperiode van hun loopbaan in het secundair onderwijs biedt dit voor veel leerlingen een houvast. Daarnaast kan er ook gewerkt worden met voorbeeldvragen en moet er voldoende aandacht besteed worden aan het plannen. Naast het noteren in de agenda, kan er luidop nagedacht worden over de tijdsbesteding. "Hoe lang denk je daarvoor te moeten studeren/werken?" en "Wanneer ga je dat doen?" Aangezien het zelfregulerend vermogen verschilt van leerling tot leerling moeten leerkrachten heel voorzichtig zijn met veralgemeningen. Elke opdracht voelt voor elke leerling anders. Wat voor de ene een simpele opdracht is, kan voor een andere leerling een onoverkomelijke berg lijken.
Met de invoering van het flexleren is het belang van het zelfregulerend vermogen van de leerlingen uiteraard nog groter geworden. De verwachtingen op het vlak van zelfsturing liggen hoger dan vroeger. Op termijn werpt dit meestal wel zijn vruchten af, maar leerlingen die bijvoorbeeld wat nonchalanter zijn of minder gemotiveerd, dreigen sneller te verdrinken. Zij zullen - zeker in de beginfase - meer sturing nodig hebben.
Wat motivatie betreft, wordt er vooral gekeken naar het ABC van de motivatie:
- C van competentie: zit de leerling op de juiste plek?
- B van betrokkenheid: schoolklimaat
- A van autonomie: keuzemogelijkheden
Vooral op die A van autonomie wordt door het flexleren heel sterk ingezet: de leerling kan zelf kiezen wanneer hij/zij aan een taak werkt en er is meer mogelijkheid voor differentiatie.
Tot slot zijn we het erover eens dat het zelfregulerend leren van leerlingen verbeteren iets is wat dagelijks aandacht zou moeten krijgen. Momenteel staat het als een (vage) transversale sleutelcompetentie geformuleerd, maar je kan als school niet tevreden zijn als je dit in 1 les of workshop aftikt.